Back to site

097 To Theo van Gogh. Isleworth, Friday, 10 November 1876.

metadata
No. 097 (Brieven 1990 097, Complete Letters 80)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Isleworth, Friday, 10 November 1876

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b94 V/1962

Date
Letter headed: ‘Isleworth 10 November 1876.’

original text
 1r:1
Isleworth 10 November 1876.

Waarde Theo,
Het is mij behoefte een woordje voor U in te sluiten.─ Gij zult wel goede dagen hebben t’huis,1 haast benijd ik U, jongen.─
Wat hebben wij mooi herfstweer, gij zult s’morgens de zon ook wel zien opgaan. In welke kamer slaapt gij?
Als Gij dezer dagen kunt krijgen “de navolging van Christus”2 lees daar dan eens in, dat is een heerlijk boek, dat veel licht geeft.─ Zoo mooi is daarin uitgedrukt, want hij die het boek schreef deed het zelf, hoe goed het is om den heiligen strijd der pligtsbetrachting te voeren en de innige vreugde die er te vinden is in weldoen en in wel te doen wat men doet.─
Gij moet den brief vana Pa en Moe maar eens lezen, ik heb zulke mooie wandelingen gedaan dezer dagen, die vooral goed deden na de benaauwdheid van de eerste maanden hier.─
’t Is wel zoo dat iederen dag zijn eigen kwaad heeft3 en zijn eigen goed ook. Maar wat moet  1v:2 het leven, vooral verder op ─ als het kwaad van iederen dag toeneemt wat de dingen van de wereld aangaat, vreesselijk zijn als het niet gesteund en getroost wordt door het geloof.─ En in Christus kunnen alle dingen van de wereld ook beter en als het ware geheiligd worden.─ Het is een mooi woord en gelukkig zijn zij die het vinden, “Niets behaagt mij dan in Christus en in Hem behagen mij alle dingen”.─4 Maar dat heeft men zoo in eens niet. Maar wie zoekt die vindt.─5
Schrijf den volgenden keer als Pa en Moe schrijven ook maar weer eens een woordje. Maandag avond hoop ik weer naar Richmond te gaan en te nemen de woorden:
En als hij nog van verre was zag hem zijn Vader en werd met innerlijke ontferming bewogen.─6
Theo, Wee mij als ik het evangelie niet predik,7 als ik dat niet in ’t oog had en  1v:3 niet hoop en vertrouwen had op Christus dan zou ik alleen wee hebben, nu heb ik er echter wat moed bij.─
Ik had wel gewenscht dat Gij verl. Donderdag avond ook te Turnham Green waart geweest in het kerkske, ik wandelde er heen met den oudsten jongen van de school en vertelde hem enkele van de sprookjes van Andersen, “de geschiedenis eener Moeder”,8 onder anderen.─
En nu gaan wij zoo zachtjes aan naar den winter, en velen zien daar tegen op, ’t is toch heerlijk dat kersfeest, dat is als ’t mos op de daken en als de mast en de hulst en den klimop in de sneeuw. Wat zou ik graag met Anna zamen komen, moge zij spoedig iets vinden,9 ik schrijf haar van daag maar weer eens.─
Vandaag is een van de meiden weggegaan, die hebben het niet makkelijk hier en zij kon het niet langer uithouden ─ wat heeft  1r:4 toch ieder, rijker of armer, sterker of zwakker, zijn oogenblikken ─ waarin men niet verder kan, waarop “al deze dingen tegen ons schijnen”,10 waarop veel wat wij gebouwd hadden instort.
En toch den moed maar niet opgeven, tot zevenmaal toe moest Elia bidden11 en David had menigmaal asch op Zijn hoofd.─12
Er is een nieuwen ondermeester in de school gekomen, omdat ik nu voortaan meer te Turnham Green zal moeten werken, hij is nog nooit van huis geweest en zal het niet makkelijk hebben in het begin. ─
En nu een handdruk in gedachten, het is reeds laat en ik ben wel min of meer moe. Heb het goed en denk maar eens aan

Uw zoo innig liefh. broer.
Vincent

translation
 1r:1
Isleworth, 10 November 1876.

My dear Theo,
I feel the need to enclose a few words to you. You’ll be having pleasant days at home,1 I almost envy you, old boy.
What lovely autumn weather we’re having. You probably see the sun rising in the morning too. Which room are you sleeping in?
If you can get ‘The imitation of Christ’ one of these days,2 read some of it, it’s a wonderful book, one that’s very enlightening. It describes so beautifully, for the one who wrote the book did it himself, how good it is to wage the holy war of devotion to one’s duty, and the heartfelt joy that is to be found in doing good deeds and in doing what one does well.
You must read the letter for Pa and Ma sometime, I’ve taken such lovely walks recently, which were especially good after the anxiety of the first months here.
It is indeed true that every day has its own evil3 and its own good, too. But how terrible life must  1v:2 be, especially later on – when the evil of each day increases as far as the things of the world are concerned – if it isn’t supported and comforted by faith. And in Christ all things of the world can improve and become sanctified, as it were. These are beautiful words, and happy are those who come across them, ‘Nothing pleaseth me but in Christ, and in Him all things please me’.4 But one doesn’t achieve this all of a sudden. But he that seeketh findeth.5
Do write a few words again the next time Pa and Ma write. I hope to go to Richmond again on Monday evening and to take the words: But when he was yet a great way off, his Father saw him, and had compassion.6
Theo, woe is me if I don’t preach the gospel,7 and if I didn’t have my sight fixed on that and  1v:3 didn’t have hope and faith in Christ, then I would only have woe. Now, however, I have a bit of spirit as well.
I should have liked you to be in the little church at Turnham Green last Thursday evening; I walked over there with the oldest boy in the school and told him several of Andersen’s fairy tales, including ‘The story of a mother’.8
And now we’re slowly heading towards winter, and many dread it, but Christmas is wonderful, it’s like the moss on the roofs and like the pine and the holly and the ivy in the snow. How I’d like to come with Anna, may she find something soon,9 I’ll write to her again today.
Today one of the maids left, they don’t have it easy here and she couldn’t stand it any longer – indeed,  1r:4 everyone, richer or poorer, stronger or weaker, has moments when he can go no further, when ‘all these things seem to be against us’,10 when much of what we have built collapses.
And yet, one mustn’t lose heart, Elijah had to pray all of seven times,11 and David had ashes on his head many a time.12
There’s a new assistant teacher at the school, because I’ll have to work more at Turnham Green from now on. He has never been away from home before, and won’t find it easy in the beginning.
And now a handshake in thought, it’s already late and I’m rather tired. I wish you well. Do think now and then of

Your most loving and affectionate brother
Vincent
notes
1. Theo was at home in Etten, recovering from his illness.
2. Thomas a Kempis, De imitatione Christi (The imitation of Christ).
a. Vincent meant the letter to their parents, which was enclosed with his letter to Theo.
3. Cf. Matt. 6:34.
4. Cf. hymn 62:2 (see letter 95, n. 17).
5. Matt. 7:8 and Luke 11:10.
6. Luke 15:20.
7. 1 Cor. 9:16.
8. Regarding ‘The story of a mother’ by Andersen, cf. letter 89, n. 6.
9. Anna, who was looking for a new situation in the Netherlands (cf. letter 78), wrote to Theo on 4 October 1876: ‘I’m looking hard for a position as an assistant teacher or something similar and am very busy. I hope so much that I’ll succeed; it would be such a relief to Pa and Ma if something were decided for me’ (FR 2783).
10. Cf. Gen. 42:36.
11. An allusion to 1 Kings 18:43; see also letter 87.
12. ‘Having ashes on one’s head’ is a sign of mourning or humiliation. Cf. 2 Sam. 13:19, where Tamar puts ashes on her head.