1r:1
Amsterdam 9 Dec. 1877

Waarde Theo,
Het is mij behoefte niet lang te wachten met U te schrijven, en wel vooreerst omdat ik U moet bedanken voor drie dingen. Vooreerst voor Uw besten brief van 4 zijdjes, daarmede hebt Gij mij het meeste genoegen gedaan want het doet iemand goed te gevoelen dat er nog een broer van hem op de wereld wandelt en leeft, als men om veel dingen moet denken en veel te doen heeft dan krijgt men soms zoo’n gevoel, waar ben ik, wat doe ik, waar ga ik heen ─ en men begint te duizelen,─ maar dan zoo’n welbekende stem of liever een welbekend schrift, dat maakt dat men als het ware weer vasten grond onder de voeten voelt.
Dan moet ik U bedanken voor eene aflevering van de Galerie Contemporaine over Ed. Frère.1 Die is zeer interressant en ik ben blij wat van hem te hebben. en ook dank ik U voor de 10 postzegels, het is waarlijk te veel en Gij hadt zooveel niet moeten doen.─ Een hartelijken handdruk voor alles.
Nu heb ik U nog het een en ander over St Niklaas2 te vertellen; ik ontving een goeden brief uit Etten en daarin gesloten een couponnetje voor een paar handschoenen.
Daarvan was ik echter nog voorzien dus kocht ik er iets anders voor, n.l. weer een kaart van Stieler, n.l. Schotland afzonderlijk.3 Op ’t oogenblik kan ik ze los krijgen bij Seyffardt,4 maar die gelegenheid zal er ligta niet altijd zijn. Die kaart heb ik geteekend en heb ze dus dubbel. en daar ik wel een Christmas present wilde geven aan Harry Gladwell zoo hoop ik ze U te sturen voor hem, om in te sluiten als er eene kist naar Parijs gaat.─ Men moet het huis op eene rots bouwen,5 Schotland, Normandie en Bretagne zijn toch nog al rotsachtig, zie die groote kaart v. Schotland maar eens aan als Gij die zult ontvangen.─ Als ik het werk van studeeren vergelijk bij het bouwen van een huis en deze maanden als het fondament daarvan dan liggen er dus rotsen als grondslag.
Maar dit alles tusschen twee haakjes, en nu verder over den bewusten avond. Van Oom Cor ontving ik Bossuet, Oraisons funèbres6 in zeer goede en prettige handige uitgaaf, zeer kompleet, er staat o.a. de schoone preek over Paulus in over den tekst “Als ik zwak ben dan ben ik magtig”.7 Het is een edel boek, met Kerstmis zult Gij het zien, ik ben er zoo blij mee geweest dat ik tot heden toe er mee in den zak heb geloopen, het wordt echter tijd ik daarmee ophoud want er mogt eens iets aankomen.8 Van Mendes kreeg ik de werken van Claudius, ook een goed en degelijk boek,9 had hem gestuurd Thomae Kempensis de Imitatione Christi en daar voorin geschreven, In Hem is geen Jood noch Griek noch dienstknecht noch vrije noch man noch vrouw maar Christus is alles en in allen.10 Van Oom Stricker een kistje cegaren, Gij weet wat ik daarmee deed, zij zijn bij Roos altijd zoo vriendelijk en reeds had ik verzonnen of ik niets had om te sturen toen dat kistje cegaren mij uit den brand hielp.─ En s’avonds vond ik van Oom Jan een letter11 op mijne tafel liggen. Ben toen ook nog even bij Vos en Kee geweest waar ook Oom en Tante Stricker waren, kon er echter niet blijven daar ik van 8-10 les had van Texeira. Oom Jan was den avond bij Oom Cor.─
 1v:2
Was dezen morgen bij Oom Stricker te kerk, n.l. in de Eilandskerk,12 daar was Oom Cor ook. De tekst was “bij Uw licht zien wij het licht”.─13
Naar die Eilandskerk is altijd eene prettige wandeling. Van middag wandelde ik ook nog eens om het Engelsche kerkje heen met die bewuste kaarten van die rotsachtige landen omdat ik een gevoel had dat zij met dat kerkje in verband stonden.
“De Kerke Gods staat op een rots”,14 dat was een woord uit het gezang dezen morgen en zoo schilderde Ruysdael het ook15 en Millet in het schilderij op den Luxembourg.16
’t Is een goed plan van U om op de kaart van Bretagne die namen enz. te schrijven. Breng ze met Kersmis mede, Gij weet ik dat op die ik teekende ook deed, dan kunnen wij vergelijken. Doe het vooral want dat is goed.
Gij spreekt er over dat ik nog eens te s’Hage zou komen in het naar Etten gaan, daar zou ik wel lust in hebben, zou er gelegenheid zijn om bij Roos een nacht te logeeren? Is dat zoo dan hoeft Gij het niet te schrijven, dan reken ik er op dat dat desnoods zou kunnen.─ Gaarne zou ik Uw kamertje nog eens weer zien en de boom met klimop, ik hoop het zal kunnen gebeuren en ik vroeg genoeg van hier zal kunnen gaan.
Hoezeer ik naar Kerstmis verlang, ik kan het U niet zeggen. En mogt het eens zijn dat Pa tevreden was over wat ik heb gedaan.
’t Was zulk heerlijk weer vandaag en zoo mooi tusschen die doornheggen bij het kerkje toen de avond begon te vallen.
Heb deze week of liever verl. week met Mendes een gesprek gehad over “Zoo wie niet haat ook zelfs zijn eigen leven die kan Mijn discipel niet zijn”.17 Hij beweerde dat die uitdrukking te sterk was maar ik hield staande dat het de eenvoudige waarheid was en zegt dat ook Thomas à Kempis niet: als hij spreekt over zich zelven te kennen en zich zelven te verachten.18
Als wij zien naar anderen die meer gedaan hebben en beter zijn dan wij dan komen wij er spoedig genoeg toe om ons eigen leven te haten omdat het niet zoo goed is als dat van anderen.─19 Zie een man als Thomas à Kempis maar aan die dat boekske schrijft door de liefde van Christus gedrongen,20 zoo opregt en eenvoudig en waar als niet velen hetzij voor of na hem dat hebben gehad. Of op ander gebied, zie het werk van een Millet maar eens of dat van een Stieler of Les grands Chênes van Jules Dupré.─21 Die hebben het gedaan: “laat uw licht schijnen voor de menschen opdat zij Uwe goede werken zien mogen en Uw Vader die in de Hemelen is verheerlijken”,22 en zulk een man is Pa ook; en al wat wij doen kunnen, zie, het beste is het oog te houden op zulken en te zoeken of ook wij misschien iets vinden mogten.23 En te gelooven dat waar is wat Pa zeide, dat als iemand vraagt “Heer ik zou zoo graag ernstig zijn”,24 dat door God wordt gehoord en ook verhoord.
Heb een goeden zondag vandaag, wat was ik graag bij U, Oom Jan is naar Haarlem dus ben ik alleen van avond, maar heb nog zooveel te doen als ik maar kan. Gij hebt mij toch zooveel pleizier gedaan met dat blad over Ed. Frère. Eens heb ik hem zelf gezien bij Goupil, hij heeft iets zeer eenvoudigs. “Enfin il vainquit” staat er in zijne levensbeschrijving,25 zoo moge het ook met ons eenmaal zijn ─ dat kan gebeuren en het is goed om te zeggen, ik wanhoop nooit.26
Een mensch krijgt het niet op eens en de meesten dergenen die iets zeer goeds zijn geworden zijn door een langen moeielijken tijd van voorbereiding heengegaan die de rotssteen was waarop hun huis was gegrondvest.27
Van nature is een mensch slecht,28 op zijn best een dief ─ maar ─ hij kan onder Gods leiding en zegen tot iets van hooger waarde29 worden, zoo kwam er voor Paulus  1v:3 een dag waarop Hij met vrijmoedigheid en vertrouwen kon zeggen tot Herodes, ik wenschte wel van God dat niet alleen gij maar ook allen die mij heden hooren zoodanigen werden als ik ben, uitgenomen deze banden.30
Dank voor wat Gij schrijft aangaande de lithographiën.31 Nog iets ─ Gij stuurdet ook 2 paar Christus Consolator en pendt.,32 daar was ik zeer blij mede.
Het zou geen kwaad kunnen als Gij die kaart van Schotland ook hadt, dan hebt Gij drie stuks uit dien atlas en het spreekwoord zegt: alle goede dingen bestaan in drieen. Reken er dus op dat Gij die er nog bij krijgt en koop haar in geen geval zelf, had U eerst deze willen sturen die nu naar Gladwell gaat maar ik acht het pligt te zorgen hij nu en dan eens iets van mij verneemt; ik hoop hij met de kersdagen naar Lewisham zal kunnen gaan. Gij kent dat schij van Cuyp hier op het museum, eene oud Hollandsche familie,33 toen hij dat zag bleef hij er lang naar staan kijken en sprak toen van “the house built on the rock”34 en van zijn ’thuis te Lewisham. Ook ik heb mijne herinneringen aan dat huis van zijn Vader en zal het niet ligt vergeten. Daar onder dat dak woont veel en sterke en groote Liefde35 en het vuur daarvan is ook in hem nog, het is niet gestorven maar het slaapt.36
Nu ik moet mij haasten want ik moet aan mijn werk. Naar alle waarschijnlijkheid kom ik dus in de volgende week een dag te s’Hage, b.v. Donderdag, mogelijk ook later, ik moet zien hoe het met het werk het best uitkomt. Van s’Hage hoop ik naar Dordt te gaan en als het zoo kon dat Gij nog Zaturdag avond kondt vertrekken dan vonden wij elkaar aan het station te Dordt.
Dan zou ik dus zelfs twee nachten bij Roos logeeren, als ik toch naar s’Hage ga
kan het geen kwaad er wat langer te blijven en den een en ander nog eens op te zoeken.
Jammer aan den eenen kant dat Mauve gaat verhuizen,37 ik hoop dat wij er zamen nog eens heen zullen gaan zoo als dien avond ll. voorjaar,38 toen was het toch aardig.
Zorg Gij nu zij bij Roos geen moeite doen, kan ik er niet logeeren dan weet Gij dat wel zonder het hen te vragen en kunt het schrijven en dan reken ik erop, kan het wel, zeg het hun dan pas den dag van te voren.
Heb het zoo goed mogelijk en zegen bij uw werk. Gij zult het druk hebben, maar eigentlijk moet men voor drukte en moeite en al dergelijke dingen meer dan voor iets anders dankbaar zijn want juist door daarin langdurig te worden geoefend, komt men tot ontwikkeling. Hartelijk hoop ik Gij Zaturdag zult kunnen gaan, want thuis zouden zij wel willen wij den Zondag voor Kerstmis te Etten konden zijn. Tot ziens dus, hoor ik niets naders van U dan kom ik Donderdag of Vrijdag 20 of 21 December.
Dat blad uit de Cours de dessin Bargue, Anne de Bretagne,39 heb ik maar weer opgehangen, ja een mensch is van nature slecht en op zijn best een dief, maar in den strijd van het leven kan hij worden een wezen van hooger waarde; een wezen van hooger waarde, dat woord kwam mij in de gedachten toen ik lang had staan kijken naar de uitdrukking op het gezigt van dat Koningskind Anne de Bretagne, die uitdrukking waarom zij ook doet denken aan het woord “one of Sorrows and acquainted with grief;40 sorrowful yet always rejoicing”.─41
à Dieu, groet Uwe huisgenooten voor mij en geloof mij

uw zoo liefh. broer
Vincent

top