Back to site

226 To Theo van Gogh. The Hague, Friday, 12 or Saturday, 13 May 1882.

metadata
No. 226 (Brieven 1990 225, Complete Letters 197)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, Friday, 12 or Saturday, 13 May 1882

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b219 a-b V/1962

Date
Vincent says in l. 1 ‘Today I sent off a few drawings and sketches for you’ this must have been the parcel he refers to in letter 231 as sent ‘around 10 May, I think’, obviously uncertain of the date. That Vincent must have sent these drawings after 10 May emerges from letter 227, in which he says that Theo’s letter of 13 May must have crossed paths with the present letter, which must therefore have been written on Friday, 12 or Saturday, 13 May 1882.
The date of 11 May that Jo van Gogh-Bonger gave in Brieven 1914 was probably not based on a postmark but was arrived at on the evidence of the remark that the two letters crossed. If this letter had been postmarked 11 May, Theo should in theory have received it by 13 May.

Ongoing topics
Van Gogh’s relationship with Sien (224)
Strained relations with Mauve and Tersteeg (209 and 208)
Van Gogh wants to move to the house next door (222)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Heden heb ik eenige teekeningen & schetsen aan U afgezonden;1 ’t geen ik vòòr alle dingen U toonen wil is dat ’t geen ik U mededeelde mij niet in mijn werk verslapt, integendeel. Dat ik letterlijk vol ben van mijn werk en er pleizier in heb en goeden moed.
Nu hoop ik dat gij ’t mij niet kwalijk zult nemen dat ik een beetje ongerust ben van wege gij nog niet antwoordet op een & ander. Ik geloof niet dat gij er kwaad van zult denken dat ik met Christien ben. Ik geloof niet dat gij mij geheel & al daarom of om andere reden van vormen of ik weet niet wat geheel in den steek zult laten. Maar is het te verwonderen dat na ’t geen ’t geval was met Mauve & H.G.T. ik wel eens met een zekere melankolie denk, het is nu misschien met hem ook zoo.–
Althans ik zie erg uit naar een brief van U, ik weet echter gij ’t zeer druk hebt zonder twijfel en dat het nog zoo heel lang niet is geleden dat gij geschreven hebt. Maar, misschien ondervindt ge ’t zelf vroeger of later, in dagen als men om zoo te zeggen één is met eene zwangere vrouw dan is er zooveel zorg dat de tijd van 24 uren soms een week lang is en een week langer schijnt in ’t gevoel dan eene maand. En daaraan is het toe te schrijven ik zoo dikwijls U schreef deze laatste dagen, zoolang ik geen antwoord heb. Ik heb U geschreven over mijn plan om de woning hiernaast te huren als zijnde geschikter dan deze die blijkt te kunnen inwaaien &c.  1v:2 Maar ge weet het immers goed dat ik niet op hoogen toon vraag om dit of om dat.
Ik hoop alleen dat ook nu gij voor mij zult blijven wat gij waart, ik reken niet mij verlaagd of onteerd te hebben door ’t geen ik deed ofschoon sommigen mogelijk zulks vinden zullen. Ik gevoel dat mijn werk in ’t hart van ’t volk ligt, dat ik mij laag bij den weg moet houden, dat ik diep in ’t leven moet ingrijpen en door veel zorg en moeite moet vooruitkomen. Ik kan mij geen anderen weg denken en ik verlang niet zonder moeite of zorg te wezen, alleen dat die niet ondragelijk zullen worden hoop ik, en dat behoeft ’t geval niet te wezen zoolang ik werk & wat sympathie van zulken als gij mag blijven ondervinden. Het is met ’t leven als met ’t teekenen, dat men soms snel & gedecideerd moet handelen, de zaak aangrijpen met wilskracht, zorgen dat de groote lijnen er bliksemsnel opstaan. Daar komt geen aarzelen, geen twijfelen te pas en de hand mag niet beven en het oog niet heen & weer kijken maar vast blijven op ’t geen men voor heeft. En men moet zoo er in verdiept zijn dat in korten tijd iets gewrocht is op ’t vel papier of ’t doek waar eerst niets was zoo dat men naauwelijks later zelf weet hoe men het er opgedonderd heeft. De tijd van het redeneeren & nadenken moet de besliste handeling voorafgaan. Bij het doen zelf is weinig spacie voor nadenken of redeneeren.  1v:3 En het snelle handelen is mannenwerk en men moet voor men er toe in staat is wat ondervonden hebben. Het lukt den stuurman soms gebruik te maken van een stormwind om vooruit te komen in plaats van er door naar den grond te gaan.
’t Geen ik U nog eens zeggen wilde is dit. Groote plannen voor de toekomst heb ik niet, voor een oogenblik moge bij mij de lust opkomen naar een leven vrij van zorg; naar ’t voorspoedige – telkens keer ik met liefde terug tot de moeite, tot de zorgen, tot een moeielijk leven – en denk, ’t is beter zóó, ik leer er meer mee, ik ben er ook niet minder om, het is niet op dezen weg dat men vergaat.
Ik ben vol van mijn werk en ik heb het vertrouwen dat ik met wat goeden wil van zulken als gij, als Mauve, als Tersteeg, ofschoon nu dezen winter wij geschil hadden, er in slagen zal om er genoeg mee te verdienen om van te leven – niet in weelde maar als “ge zult uw brood eten in ’t zweet uws aanschijns”.2 Christien is mij niet een blok aan mijn been of een last maar een hulp. Als zij alleen was ging ze mogelijk er onder door; eene vrouw moet niet alleen zijn in eene maatschappij & een tijd zooals die waarin wij leven, die geen zwakken spaart maar trapt onder den voet en er met wielen over heen rijdt, als een zwak schepsel gevallen is.
Daarom, omdat ik zooveel zwakken vertrapt zie, twijfel ik zeer aan de echtheid van veel wat men vooruitgang en beschaving noemt.
Ik geloof wel in beschaving, zelfs in dezen tijd doch alleen in dat soort dat gegrond is op werkelijke menschenliefde. ’t Geen menschenlevens kost vindt ik barbaarsch en dat respecteer ik niet.
 1r:4
Enfin, genoeg. Kan het dat ik de woning hier naast huur, kan het dat ik een vast weekgeld heb, ik zou ’t heerlijk vinden. Indien niet, ik zal den moed niet opgeven en nog wachten. Maar kon het eerste gebeuren, zou zoo gelukkig voor mij zijn en meer krachten disponible maken voor mijn werk die anders door de zorgen geabsorbeerd worden.
Ge zult zien er is van allerlei in de portefeuille. ’t Geen U ’t beste voor komt, houdt dat uit ’t geen ik zend dan kunt gij het laten zien als ’t eens te pas mogt komen. ’t Overige krijg ik bij gelegenheid wel eens terug.
Als ik dacht gij spoedig komen zoudt, natuurlijk hield ik deze dingen totdat gij kwaamt. Nu echter is ’t mogelijk goed gij eens een & ander bij elkaar ziet en kunt hoop ik er uit zien dat ik niet rentenier van Uw geld. Bij oppervlakkige beschouwing zoudt gij de zaak met Christien misschien in een heel ander daglicht beschouwen dan zij in werkelijkheid is.
Maar nu ik U gezegd heb ’t geen ik zeg in dezen brief & voorgaanden zal het U minder onbegrijpelijk voorkomen. Ik wenschte wel dat degenen die het wel met mij meenden, begrepen dat ’t geen ik doe en laat voortkomt uit een diep gevoel van en behoefte aan liefde, dat ligtzinnigheid en hooghartigheid en onverschilligheid niet de veeren zijn die de machine drijven en dat als ik dezen stap doe ’t een bewijs is dat ik mij wortel laag bij den weg. Ik geloof niet dat ik wel zou doen het te zoeken in hoogeren stand of veel aan mijn karakter te veranderen. Ik moet nog meer ondervinden, nog veel bijleeren voor ik rijp zal wezen maar dat is eene kwestie van tijd en doorwerken. à Dieu, schrijf spoedig, kan er wat op overschieten zoo komt het zeker niet ontijdig.
geloof me, met een handdruk

t. à t.
Vincent

 2r:5
Als ik dacht dat ik er den een of ander pleizier mee kon doen met te verhuizen uit s’Hage dan ging ik liever weg, n’importe waarheen, dan dat ik iemand hinderen zou. Doch ik doe niets dat iemand schade doet en na ’t geen gij mij geschreven hebt meen ik ’t geen H.G.T. gezegd heeft niet te zwaar te moeten tillen.
Het huis waarover ik U schreef staat nu te huur en ik ben bang het weg zal zijn als ik er niet spoedig bij ben. Reden te meer waarom ik uitzie naar Uw brief. Want gij zult U begrijpen kunnen dat ik, na ’t geen gebeurde met Mauve & H.G.T. en na ’t geen ik U mededeelde omtrent Christien,  2v:6 U rondborstig vraag: Theo maakt dit een & ander verandering of scheiding tusschen U en mij. Indien niet dan vind ik ’t heerlijk en ben dubbel zoo blij met Uwe hulp & sympathie als vroeger, indien ja dan is ’t mij beter ’t ergste te weten dan in onzekerheid te verkeeren.
Ik houd er van om datgene waar ik voor sta, ’t zij tegenspoed ’t zij voorspoed onder de oogen te zien.
 2v:7
Op de zaak Mauve & H.G.T. heb ik antwoord van U, niet omtrent het andere. Dat andere is iets geheel aparts, er is eene grens tusschen ’t artistieke & ’t intieme maar het is goed ronduit af te spreken hoe wij de zaken opvatten. En het is daarom dat ik zeg: Theo, ik heb het voornemen deze vrouw, aan wie ik gehecht ben en zij aan mij, te trouwen. Mogt het ongelukkig wezen dat dit eene verandering in Uwe gezindheid jegens mij mogt ten gevolge hebben, zoo zoude ik wenschen dat gij mij niet zonder eenigen tijd van te voren te waarschuwen Uwe hulp intrekken zoudt en mij klaar en helder zult blijven zeggen wat gij denkt.
 2r:8
Natuurlijk hoop ik dat geenszins ’t geval zal wezen dat Uwe hulp en sympathie ophoudt, en dat wij elkaar de broederhand blijven reiken ondanks dingen waartegen “de wereld” opkomt. Dus kerel, als gij dezen ontvangt en nog niet geschreven hebt, laat mij per keerende iets vernemen want ik heb na ’t geen ik U gezegd heb of geruststelling noodig of moet het ergste weten.
à dieu. ik hoop dat de lucht helder blijft tusschen U & mij.

translation
 1r:1
My dear Theo,
Today I sent off a few drawings and sketches for you;1 what I want to show you above all else is that what I told you about doesn’t mean that I’m easing off on my work, on the contrary. I’m literally engrossed in my work and take pleasure in it, and am in good spirits.
Now I hope that you won’t blame me for being a little worried because you haven’t given me answers to various things. I don’t believe you’ll think ill of me for being with Christien. I don’t believe that you’ll abandon me altogether for that or any other reason of etiquette or whatever. But is it any wonder that after what happened with Mauve and H.G.T. I sometimes think with a certain melancholy, perhaps it’s happened with him as well?
At any rate, I’m very much looking forward to a letter from you, though I know that you’re doubtless very busy and that it hasn’t been so very long since you last wrote. Perhaps you’ll experience it yourself sooner or later, but during days in which one is one with a pregnant woman, so to speak, there’s so much to worry about that 24 hours is sometimes a week and a week seems longer than a month. And that’s why I’ve written to you so often these last few days, as long as I have no reply. I wrote to you about my plan to rent the house next door as being more suitable than this one, which appears capable of being blown apart &c.  1v:2 But after all, you know very well that I don’t ask arrogantly for this or that.
I only hope that you’ll continue to be what you were to me, I don’t think I’ve lowered or dishonoured myself by doing what I did, although some will perhaps think so. I feel that my work lies in the heart of the people, that I must keep close to the ground, that I must delve deeply into life and must get ahead by coping with great cares and difficulties. I can’t imagine any other way, and I don’t ask to be without difficulties or cares, only that they don’t become unbearable, I hope, and that doesn’t have to be the case as long as I work and continue to have the sympathy of people like you. Life is the same as drawing: sometimes one has to act quickly and resolutely, tackle things with willpower, take care that the broad outlines appear with lightning speed. It’s no use hesitating or doubting, and the hand may not tremble and the eye may not wander but must remain fixed on one’s purpose. And one must be so engrossed in it that something quickly takes shape on the sheet of paper or the canvas, where at first there was nothing, so that later one hardly knows how one tossed it off. The time of reasoning and reflecting must precede the decisive action. While doing it there’s little space for reflecting or reasoning.  1v:3 And acting quickly is a man’s work and before one is capable of it one must have experienced something. Sometimes a helmsman succeeds in making use of a gale to make headway instead of foundering because of it.
What I wanted to say to you again is this. I don’t have any great plans for the future. Though I may have a fleeting desire for a life free of care, for good fortune – time and again I return lovingly to the difficulties, to the cares, to a difficult life – and think, it’s better like this, I learn more this way, I’m no worse a person for it, this isn’t the road to ruin.
I’m engrossed in my work, and I’m confident that with a bit of good will from people like you, like Mauve, like Tersteeg, although we had a disagreement this winter, I’ll succeed in earning enough to live on – not in luxury but in the spirit of ‘thou shalt eat thy bread in the sweat of thy face’.2 Christien isn’t a millstone round my neck or a burden, but a help. If she were alone it’s possible that she’d go under; a woman shouldn’t be alone in a society and an age like the one we live in, which doesn’t spare the weak but tramples them underfoot and rides over them with wheels when a weak creature has fallen.
This is why, because I see so many weak people downtrodden, I seriously doubt the genuineness of much of what one calls progress and civilization.
I do believe in civilization, even in this day and age, but only in the kind that’s based on true love of humanity. Anything that costs human lives I find barbarous, and I have no respect for it.  1r:4
Anyway, enough. If I could rent the house next door, if I could have a weekly allowance, it would be wonderful. If not, I won’t give up hope and shall wait a while longer. But if the first is possible, it would be so fortunate for me, and would give me more strength for my work that is otherwise absorbed by cares.
You’ll see that the portfolio contains all kinds of things. Keep what appears to be the best of what I send, which you can then show if the occasion arises. The rest I’ll get back at your convenience.
If I thought you’d come soon, I’d naturally keep these things until you came. Now, though, it’s perhaps good for you to see one thing and another together, and I hope you can tell that I’m not living a life of leisure at your expense. Viewing it superficially, you’d perhaps see this business with Christien in a completely different light from what it actually is.
But now that I’ve told you what I said in this letter and the previous ones, it will seem less incomprehensible to you. I wish that those who wish me well understood that what I’m doing is prompted by a deep feeling of and need for love, that frivolity and arrogance and indifference are not the springs that drive the machine, and that if I take this step it’s proof that I’m taking root close to the ground. I don’t think I’d do well to strive for a higher station or to change much in my character. I must experience even more, must learn a lot more before I’ll be mature, but that’s a question of time and continuing to work. Adieu, write soon, if there’s anything to spare it certainly wouldn’t be ill-timed.
Believe me, with a handshake,

Ever yours,
Vincent

 2r:5
If I thought I could do someone or other a favour by moving away from The Hague, I’d prefer to go away rather than bother anyone, it doesn’t matter where. But I’m not doing anything to harm anyone, and after what you wrote to me I think I shouldn’t worry too much about what H.G.T. said.
The house I wrote to you about is now to let and I’m afraid it will be gone if I don’t act quickly. All the more reason why I’m looking forward to your letter. Because you’ll understand, after what happened with Mauve and H.G.T. and after what I told you about Christien,  2v:6 that I’m asking you frankly: Theo, do these things mean a change or separation between you and me? If not, I find it wonderful and am twice as happy as I was before to have your help and sympathy; if yes, then it’s better for me to know the worst than to live in uncertainty.
I like to see what I’m up against, whether it be good fortune or ill fortune.  2v:7
I have your answer regarding the business of Mauve and H.G.T., not about the other. The other is something entirely separate, there’s a boundary between the artistic and the intimate, but it’s good to agree frankly on how we see things. And that’s why I say: Theo, I intend to marry this woman, to whom I am attached and she to me. If this should unhappily result in a change of attitude towards me on your part, I hope that you won’t withdraw your help without warning me in advance, and that you’ll continue to tell me clearly and plainly what you think.  2r:8
Naturally I hope that in no way will your help and sympathy come to an end, and that we’ll continue to hold out a brotherly hand to each other despite things ‘the world’ opposes. So, old chap, if you receive this and haven’t written yet, let me hear something by return of post, because after what I told you I need to be reassured or else to know the worst.
Adieu. I hope that the air stays clear between you and me.
notes
1. In letter 231 Van Gogh specifies the number: ‘two dozen in a portfolio’. It is not known which drawings he sent.
2. Gen. 3:19. Millet had previously linked this biblical passage to his work as an artist: ‘My regime is work, because all men are fated to bodily pain. Thou shalt live by the sweat of thy brow’ (Mon programme, c’est le travail, car tout homme est voué à la peine du corps. Tu vivras à la sueur de ton front’). See Sensier 1881, pp. 157 (quotation), 302. In March Van Gogh had borrowed this book from Théophile de Bock and read it with great enthusiasm (see letter 210). See also letter 333, n. 4 with regard to this biblical quotation and its connection with Millet.