Back to site

365 To Theo van Gogh, The Hague, Monday, 23 July 1883.

metadata
No. 365 (Brieven 1990 368, Complete Letters 303)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, Monday, 23 July 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b326 V/1962

Date
It is clear from ll. 2-6 that the letter follows on directly from letter 364, which must date from Sunday, 22 July 1883, and which Van Gogh says here was written ‘yesterday’ (l. 2). The present letter thus dates from Monday, 23 July 1883.

Ongoing topic
Planned visit by Theo (361)

original text
 1r:1
Beste broer,
Sedert ik U gisteren schreef heb ik rondgeloopen met een angstig en onrustig gevoel, en van nacht kon ik er niet van slapen.
Het is, zal ik kunnen doorgaan of zal ik niet kunnen doorgaan.– Kort en bondig is dat waar ik over tob. Ge hebt nu voorloopig de photos1 en met die voor U zult gij U mijn gemoedstoestand juister kunnen voorstellen dan voor gij ze hadt. De teekeningen welke ik nu maak zijn mij een schim van wat ik bedoel doch een schim die reeds eene bepaalde gedaante heeft, en wat ik zoek, waar ik op af ga, is niet iets vaags doch dingen uit de volle werkelijkheid niet anders onder den duim te krijgen dan door geduldig en geregeld werk.
Zie, zich voorstellen dat ’t een werken met horten en stooten zou moeten worden is iets wat mij een schrikbeeld is. Niemand kan zonder geld werken, met zoo weinig mogelijk te werken is raadzaam dunkt me, doch iedereen zou bij de gedachte aan het ophouden of te kort komen van ’t geen men absoluut noodig heeft zich neergedrukt voelen en melankoliek. O Theo, er is last en tegenspoed verbonden aan ’t werk maar wat is het in vergelijking van de misère die voor den dag komt als iemand een leven zonder activiteit leidt.
Dus geen moed verliezen, en we moeten elkaar maar ’t hart sterk zoeken te maken in plaats van week of van streek.
Nu heb ik met Blommers gesproken over ’t schilderen. hij wil ik het doorzetten zal, ik voel ook zelf dat ik na deze 10 of 12 groote teekeningen gemaakt te hebben nu op een punt ben waar ik van manier moet veranderen in plaats van er meer op de zelfde wijs te maken.
 1v:2
Dat waar ik U over schreef (en waar gij ook over schreeft, onze gedachten hebben elkaar weer gekruist), de magerheid of wat men la sécheresse noemt, is ’t geen aan de orde van den dag is om te overwinnen en mag geen chronisch gebrek worden.
Zie, ik vind het weer merkwaardig dat werkelijk gij en ik weer ’t zelfde schijnen te hebben gedacht want als gij er maar een enkel woord van schreeft, het is ’t geen direkt in ’t oog valt in die twee autographies.2 En in de photos ook.–
Het komt mij voor een en ander zoo kwaad niet zou zijn als er dat gebrek niet in was. Nu, ik voor mij, onder ’t maken der teekeningen heb ik het voortdurend zelf ook gevoeld en er veel over gedacht en juist omdat het urgent was schreef ik U er over.
Ik heb aan oorzaken en middelen om het te overwinnen gedacht en zie geen anderen weg dan in mij zelf de werkkracht te vernieuwen en op mijn physiek ook wat te werken daar het een kant opgaat die niet goed is.
Ik heb absoluut wat geld noodig en moet me en in mijn gestel en in mijn schilderkist wat restaureeren, anders zou ik vreezen dat er later dingen zouden komen kijken die moeielijker te regt zouden te brengen zijn. Het is nu in ’t begin – de laatste teekeningen zijn hier en daar minder droog dan vroeger zelfs.
Als ’t nu zijn mogt Theo, dat ik ergens op eenige manier wat hulp en sympathie kon krijgen, zoo zou ik denken dat het  1v:3 spoedig genoeg zoude opfleuren kunnen. Ik zou U een soortgelijk moment van sécheresse kunnen aantoonen in de historie van menigeen die het radicaal overwonnen heeft.
Ik wil geen voorbeelden noemen omdat gij zelf als ge er eens over nadenkt er verscheidenen zult vinden. Toch een ding – bijna al de lui die de Ecole de Rome3 doorgemaakt hebben en die tijd van assidu blokken op ’t figuur gehad hebben, komen aan ’t eind van den cursus met betrekkelijk knappe, betrekkelijk heel precies geteekende dingen voor den dag die echter niet aangenaam zijn om te zien daar er iets van une âme en peine4 in is, ’t welk ze later verliezen als ze zich wat vrijer voelen en bewegen kunnen.
Nu reken ik me echter zoo knap niet in mijn teekenen als voornoemde lui, evenwel ik heb zonder onder den dwang van een bepaalden cursus te zijn toch ter wille van mij op te werken in het teekenen mijzelf opgelegd om het figuur met volhouden te bestudeeren. En juist door die inspanning, door dat overwerken, ben ik in de secheresse verzeild.
Nog eens, ter wille niet van mijn pleizier of gemak maar ter wille van de orde en het vorderen van ’t werk zou het goed zijn als ik wat ruimte kon krijgen.
 1r:4
Rusten is geen sprake van maar afleiding vinden in verandering van manier van werken en van motieven zou geloof ik iets goeds zijn.
Ik voel een behoefte na die figuurstudies veel in dingen als de zee, het bronzige aardappelloof, stoppelvelden of omgeploegde aarde te kijken.
Om tijd te winnen heb ik me zelf niet gespaard, me op alles bekrompen mits ik maar doorwerken kon, doch nu kan ik weinig meer uit me zelf krijgen, geen wissels op mijn eigen levensbehoeften meer trekken, er is aan dien kant niets meer uit te persen, er is maigreur & secheresse.
Ik geef U in bedenking of het onbegrijpelijk is ik er een zwaar hoofd in heb als ik mij voorstel dat de inkomsten nog zouden moeten verminderen als er reeds gebrek begint te zijn.
Ik wou dat ge spoedig kwaamt.
Nu had ik gehoopt dat er uit die 10 of 12 teekeningen misschien een paar hadden kunnen geplaatst worden doch dat is dan ook al weer in ’t water. Enfin, après tout, ik hoop me, wat er ook komen moet, niet zwak in te houden en heb hoop een zekere werk koorts en woede me desnoods er door heen zou dragen zooals een schuit door een golfslag over een rif kan worden gedonderd of zandbank en van ’t onweer profiteeren kan om niet te vergaan. Doch zulke manoeuvres lukken niet altijd en zou ’t wenschelijk zijn de plek te kunnen omzeilen met wat laveeren. Après tout, als ’t mislukt, wat is er aan me verloren, zooveel hecht ik ook niet er aan. Maar men zoekt in ’t algemeen het leven te doen vrucht geven in plaats van maar te laten verwelken en denkt bij tijden dat men zelf eigentlijk ook een leven heeft dat niet onverschillig is voor de wijs waarop men er mee rondspringt. Maar ’t is niet in mijn magt. Als ik niet eens een extratje heb zoo moet ik telkens als ik het gewone ontvang er zooveel van geven er niet veel overschiet voor de 10 dagen die voor de borst staan, op de laatsten waarvan men op den weg loopt met een zeer zwak en flaauw gevoel in de maag. En dan krijgt zoo’n zandweg in ’t duin iets woestijnachtigs. En men voelt zich zakken en kan noodige dingen of niet nemen of niet betalen. En dan den tweestrijd: zal ik op die manier kunnen volhouden en doorgaan, of waar ga ik heen, wat is er aan te doen. Schrijf in elk geval eens spoedig of ge in de photos iets vindt. Iets absurds, zoo als men uit Tersteegs “dat hij er liever maar geheel buiten bleef” zou meenen te moeten opmaken, vindt ge er toch niet in, niet waar. daar ben ik après tout te kalm en te koelbloedig voor, adieu, een fermen handdruk in gedachten.

t. à t.
Vincent.

Als gij dezen brief leest in verband met de gezonden photos zoo zult ge geloof ik zien dat ik de zwakke zijde der teekeningen zelf zie en middelen om die zwakheid te contrecarreeren zie, en zeer zeker niet weiger er aan te werken om te overwinnen doch tevens sta voor de vraag hoe ik aan ’t geen ik er voor zou noodig hebben, komen zal. Dat ik ’t niet heb reken ik echter uw schuld niet te zijn maar ’t is toch de mijne ook niet, en que faire – que faire.–

translation
 1r:1
Dear brother,
I’ve had an anxious and uneasy feeling since writing to you yesterday, and last night it kept me awake.
It is: will I be able to go on or will I not be able to go on? That, in a nutshell, is what I’m fretting about. You now have the photos1 so far, and you’ll be able to picture my state of mind more accurately with them in front of you than before you had them. To me, the drawings I’m doing now are a shadow of what I mean, but a shadow that already has a certain shape, and what I seek, what I’m after, isn’t something vague but things from full reality that can only be mastered by patient and regular work.
Look, imagining how I would have to work in fits and starts is a ghastly prospect for me. No one can work without money, and it seems to me advisable to work with as little as possible, yet anyone would feel weighed down and melancholy at the thought of stopping or going short of what one absolutely needs. Oh Theo, the work involves trouble and setbacks, but what is that compared with the misery that looms if someone leads a life without activity?
So don’t lose courage, and we must try to make each other’s heart strong instead of weak or upset.
I’ve talked to Blommers about painting. He wants me to carry on; I myself also feel that after having done these 10 or 12 large drawings I’m now at a point where I must change my manner rather than do more in the same vein.  1v:2
What I wrote to you about (and about which you also wrote, our thoughts have crossed again), the meagreness or what they call the dryness is what must be overcome each day anew, and mustn’t become a chronic defect.
See, again I find it remarkable that you and I really seem to have thought the same thing again, for when you wrote just a brief word about it, that’s what immediately catches the eye in the two autographs.2 And in the photos too.
It seems to me that one thing and another wouldn’t be so bad if it weren’t for that defect. For my part I’ve constantly felt it myself while doing drawings, and thought about it a great deal, and I wrote to you about it precisely because it was urgent.
I’ve thought about causes and ways of overcoming it, and see no other way than to revive my capacity for work, and also to work a little on my constitution, since it’s taking a turn that isn’t for the best.
I absolutely must have some money, and must restore both my constitution and my painting box, otherwise I fear that things will crop up later that will be more difficult to put right. This is the beginning — the most recent drawings are less dry here and there than earlier ones.
If it were the case, Theo, that I could get some help and sympathy somewhere in some way, I think that  1v:3 would cheer things up soon enough. I could show you a similar moment of dryness in the history of many who have completely overcome it.
I don’t want to give any examples, because you yourself will find several once you give it some thought. But there’s one thing — nearly all the people who got through the Ecole de Rome,3 and had that period of ceaselessly grinding away at the figure, come up at the end of the course with rather clever, rather meticulously drawn things which, however, aren’t pleasing to see because there’s something of a soul in need4 about them, something they lose later when they feel a little freer and can move.
Now I don’t consider myself as clever in my drawings as those fellows; all the same, without being compelled by any particular course, I gave myself the task of studying the figure with perseverance for the sake of raising the level of my drawing. And precisely because of that effort, because of that over-exertion, I ended up in that dryness.
Again, it would be good if I could get a little more leeway, not for the sake of my pleasure or convenience but for the sake of the order and the progress of the work.  1r:4
There’s no question of resting, but I believe that finding a diversion by changing the manner of work and the subjects would be a good thing.
After the figure studies I feel a need to look at length at things like the sea, the bronze potato leaves, stubble fields or ploughed earth.
So as to gain time I haven’t spared myself, I’ve stinted myself of everything as long as I could carry on working, but now I can get little more out of myself, can’t draw any more on my own basic needs, on that side there’s nothing more to be squeezed out, there is leanness and dryness.
Consider whether it’s understandable that I have grave doubts when I imagine the income being reduced while we’re already beginning to be in need.
I wish you could come soon.
Now I had hoped that perhaps a few of the 10 or 12 drawings could be placed, but that too has fallen through. Still, after all, whatever may come, I hope not to restrain myself weakly, and have hope that a certain fever and fury of work will carry me through it if it comes to the worst, as a boat can be hurled over a reef or a sandbank by the swell and can take advantage of the storm not to founder. Yet such manoeuvres don’t always work, and it would be desirable to sail round the spot by tacking. After all, if it fails, what is lost in me? I’m not that attached to it anyway. But generally one tries to have life bear fruit instead of just letting it wither, and thinks at times that one also has a life oneself that isn’t indifferent to how it’s treated. But it’s out of my hands. If I don’t have a little extra on occasion, I have to pay out so much each time when I receive the normal amount that not much is left for the 10 days that lie ahead, on the last of which one walks along the road with a very weak and faint feeling in the stomach. And then one of those sandy roads in the dunes begins to resemble a desert. And one feels oneself sinking and can’t have or can’t pay for necessary things. And then the inner conflict: will I be able to persevere in that way and carry on, or where am I going, what can be done? In any case write soon as to whether you see anything in the photos. You don’t find something absurd in them, do you?, as one might well conclude from Tersteeg’s ‘that he would rather stay out of it completely’? I’m too calm and cool-headed for that, after all. Adieu, a firm handshake in thought.

Ever yours,
Vincent

When you read this letter, in connection with the photos sent, I believe you’ll see that I myself see the weak side of the drawings and see ways of counteracting that weakness, and certainly don’t refuse to work to overcome it, but am also faced by the question of how to obtain what I would need for that. I don’t regard the fact that I don’t have it as being your fault, though, but it isn’t mine either, and what to do — what to do?
notes
1. Vincent had sent Theo three photographs of drawings: Peat diggers in the dunes (F 1031 / JH 363 ), Potato grubbers (F 1034 / JH 372 ) and Sower (F 1035 / JH 374 ). See letter 362, n. 7.
2. Vincent had sent the lithographs Weed burners (F 1660 / JH 377 ) and Gardener near a gnarled apple tree (F 1659 / JH 379 ). See letter 363, n. 13. Theo thought them ‘somewhat meagre’ in effect (letter 363, ll. 128-129).
3. The ‘Ecole de Rome’ was the French Academy in Rome, to which young artists proceeded on winning the Prix de Rome. It was the traditional, academic education where students worked with classical models.
4. Van Gogh probably knew this expression from a publication about Tissot; cf. letter 158, n. 26.