Back to site

410 To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Friday, 7 December 1883.

metadata
No. 410 (Brieven 1990 412, Complete Letters 345)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, on or about Friday, 7 December 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b370 V/1962

Date
The letter was written the day after letter 409. Since that has been dated on or about Thursday, 6 December, we are placing the present letter on or about Friday, 7 December 1883. It precedes letter 411, which is a direct continuation of it.

Additional
Although in his first three letters from Nuenen Van Gogh writes nothing about the work he has done, he had in fact got down to drawing straightaway. On the evening of Saturday, 8 December 1883 Mr van Gogh wrote to Theo: ‘Don’t you think the pen-and-ink drawings of the old tower that Vincent sent you are good? He does them so easily’ (FR b2248). This batch is not mentioned anywhere in the surviving correspondence, but it must have consisted of two winter landscapes showing the churchyard at the foot of the old tower; they were sent, rolled up, on 7 December, as can be seen from the postmark on the back of one of the drawings, Churchyard in winter (F 1237 / JH 433). (Amsterdam, Van Gogh Museum). See cat. Amsterdam 1997, pp. 30-35, cat. nos. 69-70.

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Ik lag den halven nacht wakker Theo, nadat ik U gisteren avond geschreven had.–
Ik ben zielsbedroefd over het verschijnsel dat, toen nu na twee jaar afwezigheid ik terug kom, de ontvangst t’huis wel ten allerzeerste vriendelijk en lief was doch in den grond niets, niets, niets is veranderd van die wat ik moet noemen verblindheid en onverstand tot in ’t desperate toe wat aangaat het inzien der positie. Dat namelijk wij waren op den allerbesten weg tot op het moment dat Pa – niet in drift alleen maar ook “omdat hij het moede was”, mij het huis verbood.–1 Er had toen moeten begrepen worden dat zulks iets zóó importants was voor mijn slagen of niet slagen, dat tiendubbel moeielijk het mij werd gemaakt daardoor – haast onhoudbaar.
Indien ik alstoen niet gevoeld had ook datzelfde dat ik nu ook weer voel, dat ondanks alle goede intenties, ondanks alle vriendelijkheid in het ontvangen, ondanks al wat ge wilt er een zekere ijzerhardheid en ijskoude, iets dat schrijnt als droog zand, glas of blik is in Pa – ondanks al zijn uiterlijke zachtheid – indien ik alstoen, zeg ik, dat niet reeds had gevoeld als nu, ik zoude toen ook het zoo hoog niet hebben opgenomen. Ik ben ook nu weer in een slingering en tweestrijd haast ondragelijk.
Gij begrijpt wel dat ik niet zou schrijven zooals ik schrijf – zelf uit eigen beweging de reis herwaarts ondernomen hebbende, mijn eigen trots gebogen hebbende het eerst – als er niet werkelijk iets was waar ik op stuit.
 1v:2
Als ik nu gezien had dat er eenig EMPRESSEMENT was om te doen zoo als de Rappards hebben doorgevoerd met de beste resultaten2 en zoo als wij hier begonnen ook met goede resultaten, als ik nu gezien had dat Pa ook had ingezien dat hij mij het huis niet had moeten sluiten, ik ware gerust geweest op de toekomst.–
Niets, niets van dat alles. Toen was er, nu is er bij Pa geen zweem, geen schijn of schaduw van twijfeling of hij toen goed gedaan heeft.
Pa kent het berouw niet zoo als gij en ik en ieder die menschelijk is. Pa gelooft in zijn eigen geregtigheid terwijl gij, ik en andere menschelijke menschen doordrongen zijn van het gevoel dat wij bestaan uit vergissingen en efforts de perdu.–
Ik beklaag menschen als Pa, ik kan niet boos op hun worden in mijn hart omdat ik vind dat zij ongelukkiger zijn dan ik zelf. Waarom vind ik hen ongelukkiger – omdat zelfs het goede dat in hen is verkeerd door hen toegepast wordt en werkt als kwaad – omdat het licht dat in hun is zwart is – donkerheid, duisternis3 rondom hen verspreid. Hun hartelijke ontvangst desoleert mij – hun zich schikken, zonder de vergissing in te zien, is voor mij zoo mogelijk erger dan de vergissing zelf.–
 1v:3
In plaats van grif te begrijpen en gevolgelijk en mijn en indirekt hun eigen welzijn met een zekere vurigheid te bevorderen, gevoel ik in alles een draling en aarzeling die mijn eigen lust en energie verlamt als een looden dampkring.
Mijn mannelijk verstand zegt mij dat ik het moet beschouwen als onherroepelijke fatale daadzaak dat Pa en ik tot in ’t diepste diep onverzoenlijk zijn. Mijn compassie en met Pa en met mij zelf zegt mij “onverzoenlijk? nooit” – tot in ’t oneindige bestaat er mogelijkheid, moet men geloof hebben in de mogelijkheid eener definitieve verzoening. Maar dat laatste, ach waarom is het helaas waarschijnlijk “eene illusie”.
Zult gij dit vinden een te zwaar tillen der dingen.– Ons leven is eene ontzettende werkelijkheid en wij zelf loopen tot in ’t oneindige, wat is – is – en onze opvatting, zwaarder of minder zwaar, doet niets af of toe aan het wezen der dingen.–
Zoo denk ik er over bijvoorbeeld s’nachts als ik wakker ben, of zoo denk ik er over in den storm op de heide s’avonds in de trieste schemering.4
Over dag in ’t dagelijks leven zie ik er soms even ongevoelig uit als een wild varken misschien en kan ik mij best begrijpen dat de menschen mij grof vinden.5 Toen ik jonger was dacht ik zelf ook veel meer als nu dat het hem zat in toevalligheden of kleine dingen of misverstanden die geen gronden hadden. Maar ouder wordende kom ik meer en meer daarvan terug en zie dieper gronden. Het leven is ook “een raar ding”6 broer.
 1r:4
Gij ziet wel hoe geschokt mijn brieven zijn, nu eens denk ik het kan, dan weer het kan niet. Een ding blijkt er mij uit, dat het niet grif gaat, zoo als ik zeide, dat er geen “empressement” is. Ik heb besloten eens naar Rappard te gaan en hem te zeggen dat ik zelf ook het goed zou vinden als ik t’huis kon zijn, maar dat tegenover al de voordeelen die het hebben zou staat een je ne sais quoi met Pa dat ik helaas begin voor ongeneesselijk te houden en dat mij lusteloos en magteloos maakt.
Gisteren avond wordt beslist dat ik een tijd hier zijn zal, den volgenden morgen, ondanks alles, heet het weer – laat ons er nog eens over verzinnen.– Ja wel, nachtjes er op slapen en bezinnen!!! als men er 2 JAAR over had kunnen denken, had moeten denken van zelf, als iets natuurlijks.–
Twee jaar voor mij elken dag een dag van zorg, voor hen – het gewone leven – als of er niets gebeurd was of niets gebeuren zou, op hun heeft de last niet gedrukt.– Gij zegt, zij uiten het niet maar voelen het.– dat geloof ik niet. Ik heb het wel eens zelf gedacht maar het is niet in den haak.
Wat men voelt, DAAR handelt men naar.– Onze handelingen, ons vlug willen of ons aarzelen, daar zijn wij aan te kennen – niet aan wat wij zeggen met de lippen7 – vriendelijk of onvriendelijk. Goede intenties, meeningen, eigentlijk is dat minder dan niets.
Gij moogt van mij denken wat gij goedvindt Theo maar ik zeg U dat het geen verbeelding van mij is, ik zeg U, Pa wil niet.
Ik zie nu wat ik zag toen, ik sprak toen vierkant TEGEN Pa, ik spreek nu in elk geval, hoe het ook loope, wederom TEGEN PA, als willende NIET, als makende het ONMOGELIJK. Het is verdomd beroerd broer, de Rappards handelden intelligent, maar hier!!!!!! En al wat gij er aan deed en doet, het wordt 3/4 vruchteloos door hen. Het is lama broer. Met een handdruk.

t. à t.
Vincent.

Om een vriendelijke of onvriendelijke ontvangst geef ik minder, het smart mij zij geen spijt hebben van ’t geen zij toen deden. Zij denken dat ZIJ toen NIETS GEDAAN HEBBEN en dat is mij te bar.

translation
 1r:1
My dear Theo,
I lay awake half the night, Theo, after I’d written to you yesterday evening.
I’m heartbroken about the fact that when I come back now, after an absence of two years, the reception at home was as friendly and kind as could be, yet at bottom nothing, nothing, nothing has changed in what I have to call blindness and stupidity to the point of desperation when it comes to understanding the situation. Which was that we were going along in the very best of ways until the moment when Pa banned me from the house — not just in a passion but also ‘because he was tired of it’.1 It should have been understood then that this was something so important to my succeeding or not succeeding that it was made ten times more difficult for me because of it — almost intolerable.
If I hadn’t felt the same then as I feel again now, that despite all the good intentions, despite all the friendliness of the reception, despite whatever you will, there’s a certain steely hardness and icy coldness, something in Pa that grates like dry sand, glass or tin — despite all his outward mildness — if I hadn’t already, I say, felt it then as I do now, I wouldn’t have taken it so badly then. Now I’m once again in almost unbearable indecision and inner conflict.
You understand that I wouldn’t write as I write — having undertaken the journey here of my own volition, having been the first to swallow my pride — if there wasn’t really something I’m running up against.  1v:2
If I had now seen that there was any WILLINGNESS to do as the Rappards did with the best results2 and as we began here, also with good results, if I had now seen that Pa had also realized that he should not have barred the house to me, I would have been reassured about the future.
Nothing, nothing of all that. There wasn’t then, nor is there now any trace, any hint of a shadow of a doubt in Pa as to whether he did the right thing then.
Pa doesn’t know remorse as you and I and everyone who is human does. Pa believes in his own righteousness while you, I and other human beings are permeated with the feeling that we consist of mistakes and forlorn attempts.
I pity people like Pa, I can’t find it in my heart to be angry with them because I believe that they’re unhappier than I am myself. Why do I think they’re unhappier? Because they use even the good in them wrongly so that it works as evil — because the light that’s in them is black — spreads darkness, gloom3 around them. Their friendly reception desolates me — to me, the way they make the best of it, without recognizing the mistake, is even worse, if possible, than the mistake itself.  1v:3
Instead of readily understanding and consequently promoting both my and indirectly their own well-being with a degree of fervour, I sense a procrastination and hesitancy in everything, which paralyzes my own passion and energy like a leaden atmosphere.
My intellect as a man tells me that I have to regard it as an unalterable fact of fate that Pa and I are irreconcilable down to the deepest depths. My compassion both for Pa and for myself tells me ‘irreconcilable? never’ — until eternity there’s a chance, one has to believe in the chance of an ultimate reconciliation. But the latter, oh why is it sadly probably ‘an illusion’?
Will you think that I’m making too much of things? Our life is an awful reality and we ourselves go on into eternity, what is — is — and our view, weighty or less weighty, takes nothing from and adds nothing to the essence of things.
That’s how I think about it when I’m lying awake at night, for instance, or that’s how I think about it in the storm in the sad twilight in the evening on the heath.4
Perhaps I sometimes appear as insensitive as a wild pig during the day in everyday life, and I can readily understand that people find me coarse.5 When I was younger I used to think much more than now that the problem lay in coincidences or little things or misunderstandings that were groundless. But as I get older I draw back from that more and more, and I see deeper grounds. Life’s ‘an odd thing’,6 brother.  1r:4
You can see how up and down my letters are, first I think it’s possible, then again it’s impossible. One thing is clear to me, that it doesn’t happen readily, as I said, that there’s no ‘willingness’. I’ve decided to go to Rappard and tell him that I would like it too if I could be at home, but that against all the advantages that this would have there’s a je ne sais quoi with Pa that I’m afraid I’m beginning to think is incurable, and that makes me apathetic and powerless.
Yesterday evening it’s decided that I’ll be here for a while, the next morning, despite everything, we’re back to — let’s think about it again. Go ahead, sleep on it, think about it!!! As if they hadn’t had 2 YEARS to think about it, ought to have thought about it as a matter of course, as the natural thing.
Two years, every day a day of worry for me, for them — normal life — as if nothing had happened or nothing would happen. The burden didn’t weigh on them. You say, they don’t express it but they feel it. i don’t believe that. I’ve sometimes thought it myself, but it’s not right.
People act AS they feel. Our actions, our swift readiness or our hesitation, that’s how we can be recognized — not by what we say with our lips7 — friendly or unfriendly. Good intentions, opinions, in fact that’s less than nothing.
You may think of me what you will, Theo, but I tell you it’s not my imagination, I tell you, Pa is not willing.
I see now what I saw then, I spoke out four-square AGAINST Pa then, I speak now in any event, whatever may come of it, AGAINST PA again, as being UNwilling, as making it IMPOSSIBLE. It’s damned sad, brother, the Rappards acted intelligently, but here!!!!!! And everything you did and do about it, 3/4 of it is rendered fruitless by them. It’s wretched, brother. With a handshake.

Ever yours,
Vincent.

I don’t care so much about a friendly or unfriendly reception, what grieves me is that they aren’t sorry for what they did then. They think that THEY DIDN’T DO ANYTHING then, and for me that’s going too far.
notes
1. After a disagreement with his father, Van Gogh left his parents’ home at Christmas 1881: see letter 194.
2. We do not know what financial and practical arrangements Van Rappard’s family had made among themselves; from the subsequent letters it would appear that Van Rappard was given the opportunity to devote himself to his art.
3. Biblical.
4. Van Gogh is referring here to the walk with which he began his journey from Drenthe to Nuenen; see letter 409.
5. After ‘find me coarse’ Van Gogh originally wrote: ‘People are like brushes – the ones that look the best do not work the best’ (‘Het is met de menschen als met de penseelen – die er het fijnst uit zien werken niet het fijnst’). He had previously written: ‘Very fine pens, like very elegant people, are sometimes amazingly impractical, and in my view often lack the suppleness or elasticity that most ordinary pens have to some degree’ (letter 325).
6. This could be a reference to a remark previously made by Theo, since Vincent once wrote: ‘I remind you of your own words that “marrying”’ (i.e. civil marriage) ‘is such a odd thing’ (letter 336).
7. Cf. Matt. 15:8 and Mark 7:6.
a. Means: ‘beroerd’ (wretched).