Back to site

846 To Jo van Gogh-Bonger. Saint-Rémy-de-Provence, Friday, 31 January 1890.

metadata
No. 846 (Brieven 1990 847, Complete Letters 624)
From: Vincent van Gogh
To: Jo van Gogh-Bonger
Date: Saint-Rémy-de-Provence, Friday, 31 January 1890

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b673 V/1962

Date
Van Gogh responds to Jo’s letter 845 of 29 January. Considering that she wrote her letter in the evening, it must have been posted the following day, thus arriving on 31 January in Saint-Rémy. This also agrees with Jo’s dating of the letter in Brieven1914.

Ongoing topics
Jo’s pregnancy (786)
Willemien is staying with Theo and Jo (835)

original text
 1r:1
Beste Jo,
het treft mij zoo dat ge me schrijft en zoo kalm en U zelf meester in een van uw moeielijke nachten.–1 Wat ben ik er verlangend naar te mogen vernemen dat ge er behouden af zijt gekomen en dat Uw kind leeft. Wat zal Theo gelukkig zijn en hem een nieuw zonnetje van binnen opgaan wanneer hij u herstellende zal zien. Vergeef me ik U mededeel dat mijns inziens herstellen lang duurt en niet makkelijker is dan ziek zijn. Dat wisten onze ouders ook wel en hen daarin te volgen is geloof ik wat men pligt noemt. Nu ik denk mijnerzijds ook aan ulieden dezer dagen.–
ik ben beter maar heb weer eenige dagen gehad als de andere, n.l. dat ik niet precies wist hoe ik het had en van streek.2
Maar ge ziet dat de bedaardheid aan ’t terug keeren is.
 1v:2
Theo’s brief met ingesloten 50 fr. las ik tegelijkertijd met Uw schrijven, hij schrijft me dingen die mij regt veel pleizier doen.3 En binnenkort hoop ik hem een nieuwe zending van mijn werk te doen toekomen.
Maar wat ben ik er verlangend naar de goede uitkomst van Uw strijd te mogen vernemen.
Zeg hem dat ik een goeden brief van Gauguin heb.4
En als Wil nog bij U is, wat ik veronderstel, dat ik haar brief heb ontvangen en spoedig hoop te beantwoorden.
Zij zal ook zoo gelukkig zijn als ’t U en uw kindje voorspoedig gaat en ’t is zoo erg best zulke gebeurtenissen eens bij te wonen.–
 1v:3
En Moe te Leiden zal er zich meer dan iemand anders in verheugen want zij heeft geloof ik er zoo lang naar verlangd dat het voor hem wat gelukkiger werd. Nu ik zal blij zijn als ik Teo en U mag gelukwenschen en wil hopen het al zoo is.
In gedachten zoo bij U en hen

Uw broer
Vincent

ik schrijf niet meer daar ik ook nog niet geheel kalm ben. tot spoedig.–

translation
 1r:1
Dear Jo,
It touches me so much that you write to me so calmly and so much master of yourself on one of your difficult nights.1 How I long to hear that you’ve come through safely and that your child lives. How happy Theo will be, and a new sun will rise in him when he sees you recovering. Forgive me if I tell you that to my mind recovery takes a long time and is no easier than being ill. Our parents knew that too, and following them in that is, I believe, what one calls duty. Well for my part, I’m thinking about all of you these days.
I’m better, but have again had a few days like the other, that’s to say that I didn’t know exactly how I was, and was upset.2
But you see that calm is returning.  1v:2
I read Theo’s letter with 50 francs enclosed at the same time as your letter; he writes things to me that give me a great deal of pleasure.3 And I hope to send him a new batch of my work before long.
But how I’m longing to hear of the good outcome to your struggle.
Tell him that I’ve had a good letter from Gauguin.4
And if Wil’s still with you, which I suppose, tell her that I’ve received her letter and hope to answer it soon.
She’ll be so happy, too, if it goes well with you and your baby, and it’s very good indeed to be present at such events.  1v:3
And Ma in Leiden will rejoice in it more than anyone else, because she’s longed for so long, I believe, that things were rather happier for him. Well, I’ll be glad when I can congratulate Theo and you, and will hope that it’s already the case.
So much with you and them in thought

Your brother
Vincent

I won’t write any more, because I’m still not entirely calm. More soon.
notes
1. This was letter 845.
2. A letter written by Dr Peyron to Theo on 29 January 1890 reveals that Vincent had had another attack two days after his trip to Arles. His visit to Arles had taken place on 18 or 19 January (see letter 841, n. 1), so he must have suffered the attack on 20 or 21 January. On the 29th he was still in bad shape, as emerges from Peyron’s letter: ‘He is incapable at present of any kind of work, and only responds with incoherent words when asked questions’ (Aujourd’hui, il est incapable de se livrer à un travail quelconque et ne répond que par des paroles incohérentes aux questions qu’on lui adresse) (see FR b1061; Hulsker 1971, p. 41).
3. In the above-mentioned letter Peyron had confirmed, on Vincent’s behalf, the receipt of this letter (letter 843 of 22 January).
4. This was letter 844.